Gottlieb Daimler vond de gemotoriseerde vrachtwagen uit en legt daarmee het fundament voor een snelle ontwikkeling in de 20e eeuw. Waar het net van spoorwegen niet volstaat of paard en wagen zich onvoldoende kunnen bewegen, komt nu de motorvrachtwagen van pas. Gottlieb Daimler en Carl Benz zien de behoefte en grijpen hun kans: Het tijdperk ‘Transport’ begint.
Een idee drukt zijn stempel op de wereld.
1896: De eerste ‘motorvrachtwagen’.
Wel vier pk uit een cilinder met een inhoud van één liter, riemaandrijving, simpele wrijvingsremmen, wielen met ijzeren loopvlak en een opbouw die nog alles weg heeft van een koets: Weliswaar is ‘Phönix’ de naamgever van dit krachtvoertuig en rijst de vinding van Gottlieb Daimer als een god op uit de as op, maar vindt nog geen weerklank. Maar toch: Het fundament is gelegd en de motorvrachtwagen ziet het licht. De eerste afnemer is in Engeland gevestigd. Daar is een ploeg van drie man voorgeschreven om ermee te kunnen rijden: Twee voermannen moeten dit krachtvoertuig besturen… de derde loopt met een rode vlag vooruit.
Ondertussen wijdt Carl Benz zich aan de ‘bestelwagen’ die we nu als ‘Transporter’ kennen. Het als eerste gebouwde voertuig – met een eencilindermotor (5 pk), een versnellingsbak met drie gangen en een nuttige belading van 300 kg – ging naar Frankrijk en kwam in handen van een warenhuis in Parijs.
Première voor de zware Benz.
Carl Benz neemt de vrachtwagen vanaf het jaar 1900 in zijn leveringsprogramma op. Een zes pk sterke eencilindermotor werd gedimensioneerd voor een nuttige lading van 1.250 kg; voor het 2,5 tons‑model is een tien pk sterke eencilinder gedacht en het 5 tons‑model schittert met een tweecilinder‑contrarotatiemotor van wel 14 pk. Kenmerkend voor een motorvrachtwagen van Benz is de kettingaandrijving, terwijl Daimler aanvankelijk voor een riemaandrijving kiest.
SAG wordt Benz.
Vanaf het jaar 1905 is de Süddeutsche Automobilfabrik GmbH – kortweg SAG – een andere speler op de markt en concentreert zich op vrachtwagens.Enkele jaren later neemt Benz & Cie deel in de onderneming wat uiteindelijk tot een volledige overname leidt. Dat is een geluk, want de eigen fabriek in Mannheim is zo bezet dat vrachtwagens niet in grotere aantallen kunnen worden vervaardigd. Als “Benz‑Werke Gaggenau“ is de vroegere SAG‑vestiging nu het oudste fabriek voor vrachtwagens ter wereld en vormt nog steeds een centraal element bij de productie van Mercedes‑Benz-vrachtwagens.
1926
Vanaf nu samen:
Daimler‑Benz AG.
De productie neemt toe, maar de concurrentie slaapt niet: In het jaar 1926 bundelen Daimler‑Motoren-Gesellschaft en Benz & Cie hun krachten tot Daimler‑Benz AG. Een jaar eerder proceerden ze samen al meer dan 6.000 vrachtwagens en verschaften ze werk aan 15.000 werknemers in de fabrieken te Mannheim, Gaggenau, Untertürkheim, Berlin‑Marienfelde en Sindelfingen.
Optisch gezien wordt deze fusie door een nieuw merklogo bezegeld: Het is een combinatie van de Mercedes‑Ster van Daimler met de erepalm van Benz.
De dieselmotor in opmars.
De dieselmotoren van Benz & Cie baren sinds 1923 de nodige opzien. Hun opmars begint echter pas nadat in 1927 de inspuitpomp van Robert Bosch geschikt is voor serieproductie. De overwinning is nu onstuitbaar: De dieselmotor wordt de norm voor gemotoriseerde zware vrachtwagens, zoals de Mercedes‑Benz L 5 en – in het lichte marktsegment – de Lo 2000. Laatstgenoemde mag zich verheugen in een onstuimige afzet: zelfs uit het verre China stromen de bestellingen binnen.
1949
Onverwoestbaar – de L 3250.
Na de tweede wereldoorlog begint de productie van auto’s weer. Het eerste nieuwe model van Daimler‑Benz komt in 1949 uit. En blijkt een voltreffer te zijn. Verantwoordelijk daarvoor is bijvoorbeeld de nieuwe dieselmotor OM 312. Zeer sterk qua vermogen en zuinig schittert die met een voorbeeldig rustige loop. Vanaf het modeljaar 1954 is hij bovendien met een turbolader leverbaar.
Eenvoudig, maar vooral solide geconstrueerd, komt de L 3250 tegemoet aan de eisen van die tijd. Eén feature heeft hij bovendien voor op de meeste personenwagens: een verwarming.
1957
De ‘duizendpoot’ LP 333.
In het jaar 1958 worden de zogenaamde „Seebohm’sche Wetten“ van kracht en brengen drastische beperkingen qua massa en maten met zich. Met de 16‑tonner LP 333 biedt Mercedes‑Benz van meet af een passend antwoord. Afgestemd op een maximale nuttige lading is deze ‘duizendpoot’ voorzien van een frontcabine. Met twee gekoppelde voorassen, een uitstekende schokdemping, drastisch verbeterd stuurcomfort, een droge koppeling met enkele koppelschijf en de eerste seriematige motorrem – een laag geluidniveau dankzij de direct tussen de stoelen geplaatste motor, vertegenwoordigt de LP 333 de state of the art.
1959
De korte motorkappen veroveren de wereld.
Amper een vrachtwagentype is zo’n langdurig succes gegund als de van Mercedes‑Benz: Ze veroveren de Duitse markt en gelden zondermeer als langjarig exportsucces dankzij hun extreme robuustheid, een hoge nuttige lading, een hoog rijcomfort en moderne techniek, zoals een gesynchroniseerde transmissie met zes versnellingen. Het laatste exemplaar loopt in Wörth pas in het midden van de jaren ’90‑van de band! Een bijkans ongeëvenaard succes… nog steeds verlenen deze voertuigen overal ter wereld betrouwbaar hun diensten.
Foto’s: Daimler AG